Moe en bezweet rijden we dan eindelijk weg van de grensovergang. We gaan richting Kayes, de eerste stad die je tegenkomt wanneer je vanaf deze kant Mali binnenkomt. Het is een route van ruim 4 uur over waardeloze zandpaden vol kuilen en diepe sporen. Onze watertanks zijn leeg, en ook in onze koelkast staan geen flessen water meer. We komen door allerlei kleine dorpjes langs de route, en na een paar dorpjes zonder enig winkeltje komen we in een plaatsje waar ze een provisorisch supermarktje hebben. Er staat een grote koelkast voor (wel achter een stevig stalen afgesloten hekwerk) en daarin liggen wat zakjes water. Het is voor het eerst dat we deze zakjes zien, er zit 400ml water in en als je een hoekje eraf bijt kun je ze gemakkelijk leegdrinken. We dopen de zakjes al snel om tot zwembadwater omdat je duidelijk proeft dat er wat chloor in zit. Maar goed, wij hebben weer water, geen overbodige luxe in deze verstrengelende hitte waar we ongeveer 3 tot 4 liter per dag per persoon drinken. Omdat het al laat is en we nooit voor het donker Kayes zouden bereiken slapen we onze eerste nacht in Mali in het wild, onder een zogenaamde baobab-boom, een bomensoort met de kenmerkende dikke stam en langwerpige vruchten, die alleen in Afrika (en één soort in Australië) voorkomen.
De volgende ochtend komen we al vroeg aan in Kayes, een typische Afrikaanse stad. Erg druk met brommertjes en overstekende geiten en kippen, veel stalletjes en kraampjes langs en half op de weg. Overal politie op straat die veelal onderuit gezakt op een stoeltje zitten of juist overdreven fluitend het verkeer trachten te regelen. We merken al snel dat we in Mali zijn (zelfs in rood gebied (dus NIET reizen) volgens het reisadvies van onze overheid) door de vele gepantserde UN-auto’s en overmacht aan militairen in het straatbeeld. We moeten nog even langs het politiebureau om onze paspoorten te laten stempelen, waarna we op zoek gaan naar een plek om te overnachten. Uiteindelijk komen we uit bij een hotel aan de rand van de stad. We komen niet zomaar het terrein op; met een spiegel wordt de onderkant van de auto geïnspecteerd en ook wil de bewaking dat we laten zien wat we allemaal in de auto hebben. Na een paar minuten mogen we door en zetten we de auto op de parkeerplaats. We zien al snel veel blanke militairen lopen en ook staan er veel militaire voertuigen. Als we bij de receptie gaan vragen of we op de parkeerplaats mogen overnachten vertellen ze ons dat er 150 Europese militairen in het hotel verblijven ter voorbereiding op de missies in het noordoosten van Mali. We mogen kamperen op de parkeerplaats maar mogen het hotelterrein niet af in verband met de veiligheid. We blijven er twee nachten, het is best interessant om van dichtbij mee te maken hoe de militairen te werk gaan.
Hierna rijden we richting Manantali, hier staan we een aantal nachten bij Nederlander Casper, die hier een camping heeft aan de Bafing rivier, vlak na een enorm stuwdam. Het is een prachtige, rustige en groene plek met uitzicht op de rivier. Casper is in 2012 begonnen met de camping, net voor de ongeregeldheden uitbraken in Mali. Hierdoor komt er weinig toerisme meer naar het land, Casper heeft zijn werkzaamheden daarom ook uitgebreid met het kweken van bananen en meerval. Ook repareert hij grondwaterpompen in omliggende dorpen als liefdadigheidsproject. Op zaterdag mogen we met hem mee, wat een erg interessante ervaring is. We komen op deze manier midden in de samenleving terecht en krijgen een erg leuk kijkje in het leven van deze vriendelijke en gastvrije mensen. Natuurlijk helpen we ook mee met het repareren van de pompen, in de bloedhete zon halen we 8 meter buizen omhoog om de rubbers onderin de put te vervangen. Als dank krijgen we maïspap en rijst met kip, waar we met 6 man tegelijk uit een grote schaal van eten. Ze doen hier niet aan verspilling merken we als we ook het hart, lever en andere ingewanden van de kip in de schaal terugvinden.
Een paar dagen later komen we na een slopende rit van onder andere 100 kilometer extreem slechte weg aan in Bamako, Mali’s hoofdstad. We slapen in de tuin van hotel The Sleeping Camel, gerund door een Australiër en Amerikaan. Als we aankomen schuiven we direct aan om wat te eten in het gezellige restaurant. Blij verrast zijn we als we zien dat er allerlei lekkere westerse gerechten op het menu staan. We bestellen beide een sappige cheeseburger en een flinke fles Flag-bier. Op één van de flatscreens zien we dan ook nog eens Verstappen de Grand Prix van Mexico winnen. Samen met een Britse UN-medewerker (en trouw Lewis Hamilton fan) kijken we de wedstrijd. Sowieso erg veel UN-personeel in dit hotel. We spreken ook wat Nederlandse politiemannen die naar Mali zijn gekomen om de Malinese agenten te trainen. De mannen zijn in 2006 ook al geweest en moeten eerlijk bekennen dat ze weinig vooruitgang zien. Ze vertellen ons dat elke Malinese politieman die komt opdagen op een lesdag zelfs betaald wordt (25 euro!), omdat ervaringen uit het verleden hebben geleerd dat er anders niemand komt. Als we vragen hoe het komt dat er zo weinig belangstelling is om te leren krijgen we als antwoord dat er gewoonweg teveel corruptie is en dat als ze uiteindelijk leren om te handhaven ze dat niet doen bij familie en vrienden. Waardoor het systeem dus niet werkt. Een andere erg interessante ontmoeting die we hebben is met een Nederlandse journalist, hij is net terug van een paar dagen Goa. Dit is midden in het gebied waar er op dit moment gevochten wordt, in het noordoosten van Mali. Hij heeft daar een bezoek gebracht aan de Nederlandse strijdkrachten die daar gestationeerd zijn. Hij heeft veel verhalen, ook omdat hij al sinds de jaren 80 door West-Afrika reist. Hij is toentertijd zelfs een keer een dag ontvoerd geweest door Toearegs, midden in de Sahara. Ook komen we bij de Sleeping Camel medereizigers Anthony en Ruth uit Australië weer tegen als we ineens hun Land Rover de binnenplaats op zien rijden. Zij zijn wel via Senegal gegaan en het is erg leuk om ze weer te zien en verhalen uit te wisselen.
De belangrijkste reden dat we Bamako bezoeken is om het visa voor Nigeria aan te vragen. Dit is één van de visa die het lastigst aan te vragen zijn, maar we hadden gehoord en gelezen dat dit in Bamako bij de Nigeriaanse ambassade nog mogelijk was. Na een aantal bezoeken, waarbij we alle nodige kopieën en documenten netjes hadden afgegeven werden we uitgenodigd voor een interview. Dit is de laatste stap om het visa te krijgen. In de ambassade werd door een medewerker gevraagd hoe lang we in Nigeria wilde blijven, waar we van plan waren heen te gaan en waar we het land weer wilden verlaten. Na netjes alle vragen beantwoord te hebben (we konden eindelijk Engels spreken, wat de voertaal is in Nigeria), werden we gevraagd om te gaan betalen bij een bank aan de andere kant van de stad. Yes! Het had wat voeten in de aarde gehad maar we hoefden alleen nog maar geld op hun rekening te storten en het visa zou in ons paspoort gestempeld worden! Maar helaas, onderweg naar de bank werden we gebeld door een medewerker van de ambassade, onze visa waren afgewezen! Net in de week dat wij het visa aangevraagd hadden is er een nieuw ambassadrice aangesteld, en deze wilde alleen nog visa verstrekken aan inwoners van Mali. Wat een pech, we hebben nog geluld als brugman maar de vrouw wilde van geen wijken weten. De laatste, allerlaatste plek waar het nu misschien nog gaat lukken is in de hoofdstad van Burkina Faso, Ouagadougou.
Gelukkig hadden we bij ons visa voor Ivoorkust meer geluk, we moesten wel de volgende dag om 9:00u terug komen naar de ambassade om onze auto te laten zien (we waren met een taxi naar de ambassade gegaan). Dus toen wij netjes ons om 9:00u de volgende ochtend meldde (waardoor wij dus al vroeg heel de tent in moesten klappen en bijna een uur in de file moesten staan) bleek de ambassade een vakantiedag te hebben! Dit soort dingen gebeuren dus in Afrika, ook bij officiële instanties als ambassades. We moesten vervolgens nog een keer terug komen omdat de kopieën niet in orde waren (geen twee kopieën van onze vaccinatieboekjes op één pagina), terwijl er een kopierapparaat recht achter de beste man stond, waar continue gebruik van werd gemaakt, maar niet voor ons..
Uiteindelijk rijden we dan toch met ons Ivoriaans visa op zak richting het zuiden van Mali, op naar de grens met Ivoorkust. We hebben nog getwijfeld om een stukje richting het oosten van Mali te gaan. Er zijn daar prachtige oude traditionele dorpjes en woestijnolifanten te bekijken maar het werd eigenlijk door bijna iedereen die we spraken (zowel lokale bevolking als UN-personeel) afgeraden. Als blanke ben je daar echt een doelwit voor ontvoeringen en dat risico wilden we niet lopen. Jammer volgens ons omdat Mali nog zoveel moois te bieden heeft.
Richting Ivoorkust verblijven we nog een week in een hotel, Sabrine voelt zich niet lekker en we besluiten een hotelkamer te nemen totdat ze weer helemaal opgeknapt is. In het lokale apotheekje halen we een kuurtje, waardoor Sabrine zich al snel weer beter voelt. Ook hier komen we een interessante Nederlander tegen. Een gepensioneerde man die bij een organisatie werkt die door middel van het delen van hun kennis en expertise (vooral op agrarisch niveau) de lokale bevolking een handje proberen te helpen.
Vanaf dit hotel rijden we dan rechtstreeks naar de grens, het is allemaal onverharde weg en door het regenseizoen wat net afgelopen is zijn er zo nu en dan diepe (vrachtwagen)sporen die we moeten zien te overbruggen. Op naar Ivoorkust!