Tanzania
Na een klein uurtje op de veerboot komen we aan in Tanzania. De helling om het vaste land op te rijden is erg steil en krap. De taxibusjes voor ons hebben er zicht- en hoorbaar moeite mee. Wij hebben genoeg bodemvrijheid om er zonder problemen op te komen. We rijden tien minuutjes naar de officiële grenspost. Het is druk bij immigratie, de taxibusjes zaten vol mensen en die zijn allemaal voor. We besluiten eerst naar customs te gaan, waar we onze auto moeten invoeren. Na het gebruikelijke papierwerk staan we na een klein uurtje weer buiten. Op naar immigratie, waar we vrij snel een 90 dagen visum krijgen, waar we 50 USD voor betalen. Samen met de familie Aucamp eten we Chips-Mayay. Een traditioneel Tanzaniaans fastfood gerecht, omelet met daarin friet. Het is echt overal langs de weg te koop voor een kwartje. Echt lekker is het niet, maar met wat zout en saus is het wel weg te krijgen.
We rijden door naar Mtware, de eerste grote plaats. Het is al best laat dus moeten we het laatste stuk in het donker rijden, iets wat we normaal proberen te voorkomen. We moeten ook nog een eind door de stad voor we bij onze slaapplek zijn. En we zijn nog steeds in Afrika, dus moeten we erg opletten voor auto’s zonder verlichting, ezels en geiten op de weg, brommers en tuktuks die ons komen ingehaald etc. etc. We zijn dus erg blij als we bij de camping gerund door een oud Pools vrouwtje aankomen. Na een welverdiende fles bier vallen we als een blok in slaap. We blijven een paar dagen in Mtware om even bij te komen. Met de tuktuk gaan we richting de stad voor een simkaartje. Op de lokale markt zien we de slippers gemaakt van oude autobanden die met de hand door de Masai bevolking worden gemaakt. Ze maken niet alleen slippers van het oude rubber, ook allerlei onderdeeltjes voor hun brommers en tuktuks worden uit de banden gesneden, erg innovatief.
We gaan richting Mafia-eiland. Een kleiner en minder toeristisch eiland dan het welbekende Zanzibar maar zeker zo paradijselijk. We besluiten met de boot naar het eiland te varen, deze vertrekt vanuit een klein dorpje waar we na een paar dagen rijden aankomen. En dus staan we om vier uur in de nacht klaar op de plek waar de boot vertrekt. Alle lokale bewoners liggen nog overal om ons heen te slapen of worden net wakker. Ze liggen op grote zeilen of simpelweg op de kale betonvloer. Het stikt er van de muggen dus wij zijn blij dat we bij een Zweedse katholieke missie in het dorpje een kamer hebben kunnen huren. We laten bij de missie ook onze auto voor een tijdje staan, die kan niet mee de boot op. We zijn de enige blanken op de boot en achteraf horen we ook dat eigenlijk bijna alle toeristen met een vliegtuigje komen vanuit de hoofdstad Dar es Salaam. De tocht duurt ongeveer 4 uur, en dat is best lang op een overvolle boot met alleen maar onhandige houten bankjes.
Moe maar voldaan komen we dan ook aan op het eiland, meteen worden we erop gewezen dat we ons eerst moeten melden bij immigratie. We vragen waarom, we zijn toch nog steeds in Tanzania? Ze zeggen dat het verplicht is en dat een jongen met een tuktuk ons wel kan brengen. We zeggen dat we het prima vinden, maar dat we geen cent betalen voor het ritje. Daar zijn ze het niet mee eens, er wordt ons duidelijk gemaakt dat we grote problemen zullen krijgen als we ons niet bij immigratie melden. Iedereen die dit tegen ons zegt is trouwens gewoon in burgerkleding, er komt geen officiële beambte aan te pas. Wij weigeren en zeggen dat we het een vreemde situatie vinden. We lopen naar een hotel waar we eerst een paar uurtjes gaan slapen, later horen we van de hoteleigenaar dat het waarschijnlijk allemaal een grote corruptiezaak is. De tuktuk-chauffeur vraagt hoge bedragen voor z’n ritje en de immigratie-ambtenaar wil ook dat flink afrekent voor één of andere registratie. We zijn blij dat we er niet in zijn getrapt.
Later lopen we door het vissersdorpje naar het strand, in het dorpje ligt werkelijk overal vis te drogen. Uiteraard is het hier op het eiland de belangrijkste bron van inkomsten. Het is ook de belangrijkste bron van de stankoverlast en wij lopen er snel doorheen. De helft van het eiland is beschermd natuurgebied waar niemand mag wonen en daar willen we naar toe. Dit zijn de soort stranden die je op de ansichtkaarten ziet, prachtige witte stranden met wuivende palmbomen. We wandelen een heel stuk door de branding en zitten de hele middag met onze voeten in het zand van het uitzicht te genieten.
De volgende dag gaan we doen waarvoor we eigenlijk naar dit eiland zijn gekomen; zwemmen met walvishaaien! De walvishaai is de grootste vis ter wereld (ze kunnen tot 18 meter lang worden!) maar is ongevaarlijk voor de mens, ze eten namelijk alleen plankton wat ze door hun grote bek naar binnen zuigen. Ze kunnen niet hard zwemmen dus is er uitgebreid de mogelijk om de dieren te bekijken. Samen met wat andere toeristen gaan we op een bootje op zoek. Het duurt een paar uur voor we een exemplaar vinden. Ze zwemmen bijna altijd aan de oppervlakte van het water dus zijn ook vanaf de boot al goed te zien. Snel doen we onze duikbril op en laten ons in het water vallen, op nog geen paar meter afstand van het dier! Het lijkt dat deze het niet veel kan interesseren want het zwemt op zijn gemakje langs ons af. Wat een geweldige ervaring om met zo’n prachtig dier te zwemmen, deze was zeker een meter of 12 lang. Al snel komen er meerdere toeristenbootjes op ons af en liggen er wel 30 mensen in het water om het dier heen, ze zwemmen allemaal rondom het beest en het is duidelijk te zien dat het dier dit niet prettig vindt. Wij gaan weer het bootje in en varen terug. Prachtige ervaring maar toch een beetje een zure nasmaak. Het is goed om van dichtbij te kunnen zien wat voor geweldige natuur we op onze wereld hebben, maar misschien is het nog beter om de natuur zo nu en dan met rust te laten.
De terugweg naar het vaste land gaan we bovenop de boot zitten, hier is veel meer ruimte en we kunnen lekker languit in het ochtendzonnetje liggen. Nadeel is wel dat langs de smerige, zwarte rook uit blakende uitlaat zitten, ach ja het blijft Afrika. Aangekomen bij de auto rijden we richting de hoofdstad. We rijden nog steeds met de (niet ideale) voorvering uit Malawi en gaan in Dar es Salaam op zoek naar een bladverenspecialist. Het is even zoeken maar uiteindelijk vinden we een bedrijf geleid door een man uit India. Hij kan onze gebroken bladveer vervangen voor 15 euro, het duurt een dagje om te maken. Of we de volgende dag rond de middag terug willen komen. We willen graag in het centrum ergens een slaapplek vinden maar dit valt nog niet mee. Dar es Salaam is een hectische en drukke stad. Uiteindelijk komen we bij een hotel uit waar we (volgens andere reizigers) mogen kamperen op de parkeerplaats. Helaas wil de vrouwelijke manager het niet meer hebben, blijkbaar mag het niet van de overheid en kan ze problemen krijgen als de eigenaar van het hotel er achter komt. Wel stelt ze voor en loopt ze mee naar het terrein van de buren, waar we tegen een kleine vergoeding mogen staan. We betalen een paar euro om op een groot rommelig braakliggend terrein te kamperen. Het is er een zooitje en we delen het land met een paar geiten en een koe. In de hoek van het terrein staat een bouwvallig huisje waarin het gezin woont die we het geld hebben betaald. Wij zijn al lang blij dat we zo’n goedkoop plekje hebben midden in de stad. Denken we…
Tot dat we midden in de nacht wakker worden gemaakt door de eigenaar van het hotel, de manager is er ook bij. De eigenaar begint te roepen dat we moeten vertrekken, dat het ten strengste verboden is om hier te kamperen. Wij zijn behoorlijk overdonderd en komen onze tent uit. We vragen de vrouw wat er gebeurd is dat we ineens niet meer hier mogen kamperen. Maar volgens haar heeft ze nooit gezegd dat we daar mogen staan, alleen om te parkeren zegt ze, zodat we vanuit hier naar een hotel kunnen lopen. Dit is uiteraard niet waar en al snel hebben we in de gaten dat zij een probleem met de eigenaar krijgt als hij er achter komt dat het eigenlijk haar idee was om ons hier te laten kamperen. De man is trouwens overduidelijk dronken en komt best imponerend over, gelukkig komt hij bij Niels nog niet eens tot schouderhoogte. We proberen op een normale manier in gesprek te gaan maar maken duidelijk dat we absoluut niet van plan zijn midden in de nacht door de stad gaan rijden om een slaapplek te zoeken. Er gebeurd nog van alles, er wordt gedreigd om de politie te bellen (bel maar, zeggen wij, dan kunnen zij het uitzoeken, wij zijn maar argeloze toeristen). De man haalt er zelfs nog versterking bij in de vorm van een breedgeschouderde jongen, we gaan met hem in gesprek en hij lijkt ook al snel te begrijpen dat het nergens op slaat wat de dronken eigenaar hier voor elkaar probeert te krijgen. Het duurt allemaal een paar uur, waarin de manager huilend weg loopt en de eigenaar nog meer probeert te imponeren door dicht bij ons te komen staan en ons bij een arm te pakken. Op redelijke hardhandige wijze laten we weten het hier niet mee eens te zijn en dan lijkt hij wat te kalmeren. We spreken met hem af dat we de volgende ochtend vroeg zullen vertrekken en daar gaat na wat protesteren mee akkoord. We slapen met een half oog open de rest van de nacht. De volgende ochtend komt de man naar ons toe gelopen, nu hij nuchter is, is hij een stuk vriendelijker en rustiger. Waarschijnlijk was het dus alleen een beetje machogedrag.
Met onze nieuwe vering rijden we richting Tanga, in het noordoosten van Tanzania. Hier woont de familie Aucamp en ze hebben ons gevraagd langs te komen als we in de buurt waren. Ze wonen in een mooi huurhuis in de buurt van de zee. We mogen bij hun in de tuin kamperen. Samen met het gezin gaan we naar de jachtclub, toevallig is er net een zeiljachtrace bezig van Dar es Salaam naar Tanga. De familie is druk bezig om een organisatie op te richten om jonge zwangere meisjes te helpen. Als meisjes zwanger zijn worden ze namelijk niet meer toegelaten tot school. Met het opzetten van een eigen schooltje en het geven van voorlichting en werkvoorziening wil de familie de meisjes voorbereiden op de toekomst. Een nobel streven, maar er moet een heleboel geregeld worden voor dit allemaal voor elkaar is. Wel erg interessant om een inkijkje te krijgen in een opstartende NGO. Als we weer verder gaan rijden we uiteraard nog even langs de Nederlandse zuivelfabriek in de stad, we kunnen er voor een klein prijsje grote emmers (4 liter!) met yoghurt kopen, toch nog een klein beetje Nederland bij ons zo.
We rijden door het prachtige gebergte in het noorden van Tanzania, ons doel is de Kilimanjaro te zien. Dit is de hoogste berg van Afrika die bijna het gehele jaar verborgen is in een dik wolkendek. En helaas, we kamperen een paar dagen met uitzicht op de berg maar zien er bijna niks van door de wolken. We rijden door naar Arusha. Vanuit deze stad worden bijna alle safari’s naar de grote wildparken van Tanzania geregeld (Ngorogoro en Serengeti). Het stikt er dan ook van de safari-auto’s en toeristen. Wij besluiten om de wildparken over te slaan in Tanzania, we hebben al zoveel moois gezien in het zuiden van Afrika en de prijzen om hier met eigen auto een park in te gaan zijn belachelijk hoog. Wel willen we straks in Kenia naar het bekende Masai-Mara park. Bij Arusha slapen we bij een slangenboerderij, waar men tientallen slangen, vogels, krokodillen en schildpadden heeft. Interessant om te zien, maar ze zitten allemaal wel in hele kleine kooien en bakken. Als we vragen waarom dit is, krijgen we als antwoord dat de beesten niet veel ruimte nodig hebben. Jaja..
Vanuit Arusha gaan we door naar de grens met Kenia, het is nog maar honderd kilometer en door het goede wegdek zijn we er zo. We moeten ons melden in een gedeeld grensgebouw, waarbij de ambtenaren van Tanzania en Kenia langs elkaar zitten. Lekker efficiënt, we zijn dan ook zo Tanzania uit gestempeld. Dan lopen we door naar de balie van Kenia, toch wel een beetje nerveus, want veel mensen hebben ons gezegd dat we zonder een Carnet de Passage (een soort autopaspoort wat we via de Duitse automobielenclub moeten aanvragen) het land niet inkomen. We hebben al verschillende verhalen gehoord dat mensen aan de grens terug gestuurd zijn… We zullen zien!
Wederom n mooi verhaal!!
Wat blijven en zijn t telkens wéér aparte en vreemde belevenissen!
Dan besef je wéér eens wat n luxe hier.